Overwaard Molen No.1 te Kinderdijk

Overwaard Molen No.1

Kinderdijk, Zuid-Holland

Over Overwaard Molen No.1

Achtergronden van de boezembemaling van de Overwaard.

In 1739 besloot het waterschap De Overwaard tot bemaling van de lage gelijknamige boezem. De bouw, luttele jaren eerder, van acht ronde stenen boezemmolens aan de andere kant, de Nederwaard, gaf de doorslag. Er waren twaalf molens bedacht, uiteindelijk werden (en bleven) het er acht: zeer grote achtkante bovenkruiers met een vlucht van maar liefst 101 voet, duidelijk iets groter dan ‘de overkant’.

Het had eeuwen geduurd tot het zover kwam. Al in de Middeleeuwen probeerde men de waterstaatkundige situatie in de Alblasserwaard onder controle te krijgen, onder meer door afdamming van de veenriviertjes de Alblas en de Giessen. Het water werd daar op natuurlijke wijze geloosd als de stand van het buitenwater, bestaand uit de rivieren Lek, Noord en Merwede, laag genoeg was.
Dit werd echter op den duur een probleem: de bodem in de polders klonk in, waardoor de riviertjes geleidelijk aan hoger kwamen te liggen dan het omringende land (wat vervolgens dus moest worden omkaad). Minstens zo belangrijk: de zeespiegel bleef stijgen en dus werd het moeilijker om te kunnen profiteren van lage rivierstanden bij eb. Al in 1277 was, onder graaf Floris V, het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard opgericht, wat dus inhield dat men zich hier al vroeg organiseerde.
In 1365 gaf hertog Aelbrecht van Beijeren toestemming tot een zeer grote ingreep: het graven van een afwatering door vrijwel de gehele Alblasserwaard naar de uiterste noordwestpunt daarvan, daar waar in de Lek het verschil tussen eb en vloed het grootst was: het Elshout, ofwel Kinderdijk.
Deze voor deze tijd enorme operatie en de gevolgen daarvan leidden gaandeweg tot het waterschap De Overwaard. In 1369 gaf dezelfde hertog toestemming voor een soortgelijke ingreep voor het meer zuidelijk gelegen gedeelte, wat uiteindelijk resulteerde in het waterschap De Nederwaard.
Op dat meest noordwestelijke punt kocht men stukken land, voornamelijk van de polder Nieuw-Lekkerland, aan. Dat land kon vervolgens dienen als hoge boezem, een soort van opslagruimte voor water. Dat kon dan worden geloosd als de stand van de Lek dit toeliet.

Uiteindelijk moest men wel overgaan tot bemaling van de boezem. Steeds was dit uitgesteld vanwege de enorme kosten rond zowel de aanleg als de exploitatie, maar na een flinke overstroming in 1726 kon niemand er meer omheen.
De bedoeling van de bemaling van de lage boezem van de Overwaard was duidelijk: acht grote molens voerden het water uit de diverse polders zo’n 1,5 meter op in de hoge boezem, aldus de mogelijkheid creërend om dat water te kunnen lozen zodra de stand van de Lek dat toeliet. In feite ontstond zo een getrapte bemaling, met de boezemmolens van Kinderdijk als voormolen (bovenmolen).
Probleemloos was dit niet: van meet af aan was duidelijk dat deze acht boezemmolens niet onder alle omstandigheden het werk aan zouden kunnen: zij dienden het water weg te malen dat door 43 poldermolens uit een gebied van 13000 ha was opgevoerd. De lage boezem, voor een flink deel bestaand uit het na 1365 gegraven afwateringskanaal, had een oppervlakte van 240 ha, de hoge boezem was 60 ha groot (vanaf 1766 95 ha). De verhoudingen waren daarmee overigens duidelijk ongunstiger dan die voor de molens van de Nederwaard. De vier molens, die lang in de plannen bleven bestaan, kwamen er evenwel niet.

Aanhoudende klachten over problemen met de waterafvoer leidden in de 19e eeuw, toen de stoommachine definitief bekend was in Nederland, tot grote veranderingen. 1865, een jaar met een zeer natte zomer en overwegend weinig wind, moet de doorslag hebben gegeven: vrijwel tegelijk met de Nederwaard besloot de Overwaard in 1867 tot stichting van een stoomgemaal. Het werd het Wisboomgemaal, uitgerust met een machine van 150 pk, die vier schepraderen aan kon drijven. De molens bleven evenwel in bedrijf: de stoombemaling werd hier toen nog beschouwd als versterking van de windbemaling.

Vanzelfsprekend was dat toen al niet: in 1862 had Ir. J.A. Beijerinck, een zeer grote autoriteit op waterstaatkundig gebied, gepleit voor stoombemaling van de boezem van de Overwaard, met daarbij de sloop van de acht molens.... Diverse malen daarna lag de windbemaling nog onder vuur, het leidde evenwel niet tot een grondige verandering.
Ook de grote ombouw van het Wisboomgemaal in 1924 tot elektrisch gemaal met twee motoren van 225 pk die elk een grote centrifugaalpomp met een capaciteit van 340 m3 per minuut aandreven leidde niet tot buiten bedrijf stellen van de molens.

Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de molens evenwel toch nog snel buiten bedrijf. Drie molens die al gebreken vertoonden waren de eerste: per 1 mei 1948 wilde men de molenaars ontslaan. Begin 1950 gold dat de andere vijf molens: hun molenaars zouden per 1 juli worden ontslagen.
Maar de plannen om de molens buiten bedrijf te stellen en een gemaal met daarin grote elektrisch aangedreven Amerikaanse pompen te plaatsen stuitten op zware tegenwerking van de provincie Zuid-Holland. Een patstelling ontstond: het waterschap kreeg domweg geen bouwvergunning voor een nieuw gemaal zolang er geen oplossing voor de molens zou komen. 
Uiteindelijk besloot men op 13 november 1952 dat de provincie de acht molens van de Overwaard in erfpacht over zou nemen en voortaan voor het onderhoud zou zorgen. Iets soortgelijks gebeurde daarna rond de molen van de Nederwaard. Duidelijk was: de molens bleven behouden!

Intussen was men zich meer en meer bewust geworden van de enorme waarde van deze molengroep als cultureel en waterstaatkundig object. In 1956 besloot men, alle boezemmolens op de zaterdagen van juli en augustus te laten draaien en ook moet omstreeks die tijd de Nederwaard Nr. 2 ingericht zijn als bezoekersmolen. 
Ten tijde van de Nationale Molendag (1973) kwam er een draaidag bij en vanaf 1985 mochten de Overwaardmolenaars de zeilen handhaven en in principe onbeperkt malen.
In latere jaren deed zich nog een verandering voor: de acht Overwaardmolens kregen hun vroegere uitstraling terug door het toepassen van sobere, overwegend zwarte, kleuren met daarbij witte zeilen. 

Samengevat: de molengroep van Kinderdijk is en blijft van enorme historische en waterstaatkundige waarde!

Over de Overwaard Nr.1:
Deze molen, gebouwd door Anthony van Lith uit Spijk, was de baak- ofwel peilmolen: de molenaar hier gaf het sein wanneer er door de andere zeven Overwaardmolens gemalen of juist gestopt moest worden. 

In oktober 1899 brak, terwijl de molen in vol bedrijf was, een roede. Deze dateerde uit 1868.
Ernstiger was de schade in maart 1940: toen brak tijdens het malen de as en ging het gehele wiekenkruis verloren. Direct volgde herstel, al werd deze molen toen niet 'verbusseld', iets waarvoor de Hollandsche Molen had gepleit. (In 2001, ruim 60 jaar na die breuk, trof men tijdens werkzaamheden aan de voorwaterloop nog een deel van de gebroken as aan).
Op 21 september 1946 moet de molen tijdens een vliegende storm op hol zijn geslagen, maar heeft dat toen zonder al te grote schade overleefd.

In 2024 moest besloten worden, deze molen tijdelijk stil te zetten omdat beide roeden na ruim 40 jaar aan vervanging toe zijn. 

Sinds 1835 wordt deze molen bemalen door leden van de familie De Jong. Hans de Jong overleed in februari 2020, maar er was, uit deze familie, snel een opvolger.

Bouwjaar
1740
Functie
Molenaar
Marc Polderman / Martijn de Jong
Aandrijving
Adres
Overwaard 4
2961 AT Kinderdijk
Zuid-Holland
Open op afspraak
Nee
Open voor publiek
Nee
Openingstijden
Schoolbezoek mogelijk
Nee

Word Molenvriend

Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.

of abonneer je op onze nieuwsbrief!
 

Meer over deze molen

Overwaard Molen No.1 te Kinderdijk

Locatie

Bezoekadres
Overwaard 4
Gemeente
Molenlanden
Plaats
Kinderdijk
Postcode
2961 AT
Plaats (postadres)
Kinderdijk
Provincie
Rijksdriehoek: X
103731
Rijksdriehoek: Y
433118
WGS84: N (breedtegraad)
51.88423
WGS84: E (lengtegraad)
4.64254

Contact

Eigenaar
Stichting Werelderfgoed Kinderdijk

Over de molen

Inrichting
Aandrijving
Overbrengingsverhouding
1 : 0,54
Specificaties
Scheprad: diam. 6,70 m, breedte, 0,55 m;
Opvoerhoogte, 0 tot 1,40 m;
Wateras: gietijzer, waarschijnlijk Penn & Comp. te Dordrecht;
Sintelstuk: gietijzer, fabr. F.J. Penn & Comp. te Dordrecht, bouwjaar 1853

Registratienummers

DHM-databasenummer
177
Rijksmonumentnummer
30551
Ten Bruggencatenummer
01501