Nederwaard Molen No.1 te Kinderdijk

Nederwaard Molen No.1

Kinderdijk, Zuid-Holland

Over Nederwaard Molen No.1

Achtergronden van de boezembemaling van de Nederwaard.

In 1736 besloot het waterschap De Nederwaard tot bemaling van de lage gelijknamige boezem. In 1738 kwamen acht grote ronde stenen bovenkruiers gereed.
Dit was geen vanzelfsprekende zaak: het had eeuwen geduurd tot het zover kwam.

Al in de Middeleeuwen probeerde men de waterstaatkundige situatie in de Alblasserwaard onder controle te krijgen, onder meer door afdamming van de veenriviertjes de Alblas en de Giessen. Het water werd daar op natuurlijke wijze geloosd als de stand van het buitenwater, bestaand uit de rivieren Lek, Noord en Merwede, laag genoeg was. Dit werd echter op den duur een probleem: de bodem in de polders klonk in, waardoor de riviertjes geleidelijk aan hoger kwamen te liggen dan het omringende land (wat vervolgens dus moest worden omkaad). Minstens zo belangrijk: de zeespiegel bleef stijgen en dus werd het moeilijker om te kunnen profiteren van lage rivierstanden bij eb. Al in 1277 werd, onder graaf Floris V, het Hoogheemraadschap van de Alblasserwaard opgericht, hiermee was deze zaak althans organisatorisch geregeld.
In 1365 gaf hertog Aelbrecht van Beijeren toestemming tot een zeer grote ingreep: het graven van een afwatering door vrijwel de gehele Alblasserwaard naar de uiterste noordwestpunt daarvan, daar waar in de Lek het verschil tussen eb en vloed het grootst was: het Elshout, ofwel Kinderdijk. De voor deze tijd enorme operatie en de gevolgen daarvan hebben later geleid tot het waterschap De Overwaard. In 1369 gaf dezelfde hertog toestemming voor een soortgelijke ingreep voor het meer zuidelijk gelegen gedeelte, wat uiteindelijk resulteerde in het waterschap De Nederwaard. Op dat meest noordwestelijke punt kocht men land, voornamelijk van de polder Nieuw-Lekkerland aan, dat vervolgens kon dienen als hoge boezem, een soort van opslagruimte voor water. Dat water kon dan worden geloosd als de stand van de Lek dit toeliet.

Uiteindelijk moest men wel overgaan tot bemaling van de boezem. Steeds was dit uitgesteld vanwege de enorme kosten rond zowel de aanleg als de exploitatie, maar na een flinke overstroming in 1726 kon niemand er meer omheen.
De bedoeling van de bemaling van de lage boezem van de Nederwaard was duidelijk: acht grote molens brachten het water uit de diverse polders zo’n 1,5 meter omhoog in de hoge boezem, aldus de mogelijkheid creërend om dat water te kunnen lozen zodra de stand van de Lek dat toeliet. Feitelijk was op deze manier een getrapte bemaling ontstaan, met de acht Nederwaardmolens als voormolen (bovenmolen).

Van begin af aan was overigens al duidelijk dat deze acht boezemmolens niet onder alle omstandigheden het werk aan zouden kunnen: zij dienden het water weg te malen dat door 25 poldermolens uit een gebied van 9000 ha was opgevoerd. De lage boezem, voor een flink deel bestaand uit het vlak na 1365 gegraven afwateringskanaal, had een oppervlakte van 140 ha, de hoge boezem was 73 ha groot. Overigens was de situatie hier gunstiger dan die voor de boezemmolens van de Overwaard: die hadden een aanzienlijk groter gebied te bemalen.

De vraag naar verbetering bleef aanhouden en men besloot in 1869 tot stichting van een stoomgemaal, genaamd W.M. van Haaften, uitgerust met een machine die 85 wpk. gaf en uitgerust was met drie schepraderen. De molens bleven evenwel in bedrijf: de stoombemaling werd hier toen nog beschouwd als versterking van de windbemaling.

De ombouw van het stoom-schepradgemaal “W.M. van Haaften” tot dieselgemaal met centrifugaalpompen in 1927 had het einde van de windbemaling van de boezem van de Nederwaard kunnen betekenen. Echter: een overeenkomst tussen het bestuur van het waterschap en de bewoners/molenaars hield hier indirect de redding van de molens in. De meeste molens werden bewoond door molenaars met een langere staat van dienst en afgesproken werd dat deze in hun molens konden blijven wonen en daarbij het nodige verf- en teerwerk zouden verrichten en af en toe het wiekenkruis in een andere stand zouden zetten. Het was geen liefdadigheid of gevoel voor molenbehoud geweest van het waterschap: de sinds 1922 bestaande nieuwe pensioenwet betekende dat de molenaars al waterschapsambtenaren dienden te worden ingekocht, iets wat een erg dure zaak zou worden. Nu gooide het waterschap het als het ware op een accoordje met de bewoners en daar werd iedereen beter van.
Op 21 december 1927, het verbouwde gemaal was toen net klaar, kwamen de acht Nederwaardmolens bij wijze van proef buiten gebruik maar hun bestaan was voorlopig gered. De enige molen die tussen 1928 en het uitbreken van de tweede wereldoorlog echt maalvaardig bleef, was molen nr. 7: Jan Hoek Cz. maalde hier als het ware op vrijwillige basis (en was daarmee zijn tijd ver vooruit). 

Het besluit om de molens niet af te breken, maar op voorwaarden te consolideren, betaalde zich uit tijdens de Tweede Wereldoorlog: in december 1940 besloot men de molens weer in gebruik te nemen. Molen nr. 7 kwam, niet onlogisch, als eerste weer in bedrijf: die was als enige nog echt maalvaardig. De andere molens werden stuk voor stuk opgeknapt en weer in gebruik genomen. Per 1 juli 1946 volgde echter weer stilzetting. 

Daar bleef het evenwel niet bij: onder invloed van de ontwikkelingen rond de molens van de Overwaard (zie het artikel bij de Overwaard 1) besloot (per 10 april 1952) het bestuur van het waterschap De Nederwaard dat men eigenaar zou blijven, evenwel met een ten aanzien van het onderhoud zeer gunstige regeling door de provincie Zuid-Holland. 
Verder werd men zich in die jaren ook meer bewust van de enorme waarde van deze molengroep als cultureel en waterstaatkundig object. In 1956 besloot men, de 16 boezemmolens (Neder- en Overwaard gezamenlijk) op de zaterdagen van juli en augustus te laten draaien en ook werd omstreeks die tijd de Nederwaard nr. 2 ingericht als bezoekersmolen. De zaak was duidelijk: dit was een waterstaatkundig geheel van ongekende omvang! 
Onder invloed van de jaarlijkse Nationale Molendag (1973) kwam er een draaidag bij en vanaf 1988 mochten de molenaars twee zeilen handhaven en 1x per twee weken zaterdagmiddag malen. Vanaf 1990 gold dat iedere zaterdagmiddag en ook waren inmiddels 4 zeilen toegestaan.
De komst van het SWEK (2003) betekende feitelijk vrij malen, maar dat was dan ook bij de vorming van deze stichting min of meer dé eis van de provincie Zuid-Holland geweest. Inmiddels mogen de molens onbeperkt malen.

Over de Nederwaard Nr.1:
De bouw van deze molen werd aanbesteed op 26 maart 1738; Dirk Piek uit Oud-Alblas nam de klus aan voor ƒ 8800,--. Van ca. 1785 tot 1846 was deze molen ook peilmolen van de Nederwaard.
In 1786 ontstond brand, die echter met behulp van de brandweer van Alblasserdam kon worden geblust. 

Bijzonder opvallend is de steunbeer aan de NO-zijde van de romp: deze molen was, net als de - pas in de 21ste eeuw rechtgezette - molen Nr. 5, behoorlijk scheefgezakt en men heeft hier, vermoedelijk rond 1870, met deze steunbeer verder verzakken zoveel mogelijk willen tegengaan. Aan het metselwerk rond de kuip is ook duidelijk te zien dat men, met de middelen die men toen had, de scheefstand heeft geprobeerd te corrigeren.

In 2006/2007 heeft men de waterlopen grotendeels vernieuwd; verder werd in de winter van 2007/2008 een grote onderhoudsbeurt aan de kap uitgevoerd: vernieuwd werden spantring, roosterhouten, kapspanten en gordingen en tot slot ook een nieuw rietdek.

In augustus 2012 werd de molen stilgezet: kruiwerk, pen- en halslager waren niet best meer en ook moeten beide roeden worden nagekeken. Op 14 januari 2013 werd de buitenroede gestreken en de andere dag een nieuwe gestoken. Kort daarna was de molen weer maalvaardig. In 2016 kreeg de molen een nieuwe windpeluw.
In 2018 werd de binnenroede gerepareerd nadat daarin een scheur was ontdekt. In april 2019 stelde de molenaar vast dat op dezelfde plaats wederom een scheur zat. Daarop besloot men tot vervanging.
Begin mei 2019 heeft men deze roede gestreken en toen kon de molen, zij het vooralsnog met één roede, weer draaien. Op 4 september 2019 kreeg de molen een nieuwe binnenroede. Kort daarna kon deze molen weer volop malen.

Bouwjaar
1738
Functie
Molenaar
Bjorn den Ouden
Aandrijving
Adres
Nederwaard 4
2961 AS Kinderdijk
Zuid-Holland
Open op afspraak
Nee
Open voor publiek
Nee
Openingstijden
Niet opengesteld voor publiek
Extra informatie schoolbezoek

n.v.t.

Schoolbezoek mogelijk
Nee

Word Molenvriend

Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.

of abonneer je op onze nieuwsbrief!
 

Meer over deze molen

Nederwaard Molen No.1 te Kinderdijk

Locatie

Bezoekadres
Nederwaard 4
Gemeente
Molenlanden
Plaats
Kinderdijk
Postcode
2961 AS
Plaats (postadres)
Kinderdijk
Provincie
Rijksdriehoek: X
103513
Rijksdriehoek: Y
433176
WGS84: N (breedtegraad)
51.88473
WGS84: E (lengtegraad)
4.63937

Contact

Eigenaar
Stichting Werelderfgoed Kinderdijk

Over de molen

Inrichting
Aandrijving
Overbrengingsverhouding
1 : 0,50
Specificaties
Scheprad: diam. 6,30 m, breedte, 0,56 m;
Wateras: gietijzer, fabr. De Prins van Oranje te 's Hage, nummer 1111, bouwjaar 1877;
Sintelstuk: gietijzer, fabr. N.S.B.M. Feijenoord te Rotterdam, bouwjaar 1854;
Opvoerhoogte: 0 tot 1,40 m

Registratienummers

DHM-databasenummer
169
Rijksmonumentnummer
30543
Ten Bruggencatenummer
01512 bis