Molen van Carolus Houben te Munstergeleen

Molen van Carolus Houben

Munstergeleen, Limburg

Over Molen van Carolus Houben

De watermolen van Munstergeleen, zoals hij werd genoemd, was een dubbele watermolen. De molen op de rechteroever, oorspronkelijk een oliemolen, lag in de vroegere gemeente Munstergeleen. De molen op de linkeroever, oorspronkelijk een graanmolen, behoorde tot Geleen. De Geleenbeek, die eerder de Danikermolen dreef, vormde vroeger de gemeentegrens. Het was een schilderachtig complex van molens, boerderij en woningen. De gebouwen zijn witgepleisterd en gedeeltelijk in vakwerk uitgevoerd. De molengebouwen zouden uit 1797 dateren.

De geschiedenis van de molen gaat echter terug tot de 13e eeuw. Het geslacht Born bezat toen een banmolen in Munstergeleen, gelegen op de rechteroever van de Geleenbeek. Het was waarschijnlijk dezelfde molen, die Osto van Born op 24 december 1287 aan de abdij van Godsdal verkocht. Op 2 februari 1439 hadden de monnikken van deze abdij daar twee molens, die samen werden verpacht. De tweede molen schijnt in opdracht van de abt in 1291 te zijn gebouwd. Het lijdt geen twijfel, dat deze aan verschillende zijden van de beek tegenover elkaar lagen, zoals dat later het geval was.

In het begin van de 19e eeuw was Jan Andreas Luyten, landbouwer in Munstergeleen, eigenaar van de graanmolen met het huis op de rechteroever. In 1865 kwam Peter Joseph Luyten in het bezit van de molen. Bij de deling van de nalatenschap onder de erfgenamen werd hij toegewezen aan Peter Mathias Hubertus of Mathis Welters, gehuwd met Maria Catharina Sibilla Luyten, molenaar en landbouwer in Munstergeleen.

De linkermolen op de Geleense oever was in het begin van de 19e eeuw eigendom van de Gebr. Arnoldus en Peter Joseph Houben, molenaars in Munstergeleen. Bij de molen behoorden een huis, schuur, stal, bakoven, en een boerderij met weilanden, boomgaarden en tuinen. Bij deling in 1859 werden deze goederen toegewezen aan Jan Arnold Houben; Anna Maria Houben, gehuwd met Peter Lenssen landbouwer in Klein-Genhout; Godfried Houben, die later op de molen kwam, en Maria Helena Houben, die trouwde met J.A.C. Hamers, burgemeester van Munstergeleen.

In de jaren tussen 1874 en 1893 vererfden de goederen in de familie Houben. Godfried was de molenaar en de eigenaar en de overige familieleden waren mede-eigenaren. In het laatst genoemde jaar verkochten zij de molen met aanhorigheden aan Anna Maria Houben, weduwe van Peter Lenssen, die zich intussen in Geleen had gevestigd. Zij verkocht de molen in 1894 aan eerder genoemde Mathis Welters, landbouwer en molenaar op de rechtermolen in Munstergeleen. Het echtpaar Welters-Luyten werd daardoor eigenaar van de dubbele molen.

Na het overlijden van Mathis Welters ontving zijn weduwe de helft van het molenbezit met de beek en een huis, schuur, stal en molenerven. Haar zes kinderen ontvingen elk 1/6 deel van de overige helft. In 1918 ontvingen zij ook het moedersdeel. Andries Welters bemaalde toen de molens.

Zijn opvolger en tenslotte ook eigenaar werd zijn jongste broer Peter Nicolas Joseph Welters. Hij huwde op latere leeftijd en stierf in 1978 op de hoge leeftijd van 96 jaar.

Het feit, dat de twee molens op één beek tegenover elkaar lagen en verschillende eigenaren hadden, gaf op het einde van de 19e eeuw aanleiding tot moeilijkheden tussen de families. Deze spitsten zich in 1891 toe. In dat jaar was de korenmolen op de linkeroever eigendom van de erven Peter Arnold Houben, te weten Godfried Houben en mede-eigenaren. De oliemolen op de rechteroever was eigendom van Mathis of Peter Mathias Hubertus Welters, die toen niet alleen landbouwer en molenaar-olieslager, maar ook wethouder van Munstergeleen was. Volgens oud gebruik kwam het onderhoud van de gehele grondark tussen de molengebouwen en van de lossluis tussen de twee maalsluizen van de waterraderen voor 2/3 deel ten laste van Welters.

Bij een geringe wateraanvoer had Godfried Houben het recht om vier dagen per week te malen, namelijk op dinsdag, woensdag, donderdag en vrijdag. Mathis Welters kon twee dagen per week oliezaad slaan en wel op maandag en zaterdag.

Eveneens in 1891 kreeg Godfried Houben van Gedeputeerde Staten toestemming om het houten waterrad en de houten molenas te vernieuwen. Mathis Welters vroeg bij dezelfde instantie toestemming om het waterrad te vernieuwen en de oliemolen ook als korenmolen in te richten. Gedeputeerde Staten willigden alle verzoeken in. Toen de werken waren voltooid, werd op het oude gebruik van de waterverdeling niet meer gelet en beide molens draaiden tegelijkertijd als de wateraanvoer dit mogelijk maakte. Godfried Houben liet zelfs het water weglopen als hij niet meer maalde. In 1894 waren de problemen opgelost, toen Mathis Welters de molen van Anna Maria Houben overnam.Beide molens hadden oorspronkelijk een onderslagrad. Het rad van de graanmolen had een middeliijn van 4,00 m. en een breedte van 0,75 m. De afmetingen van het rad van de oliemolen bedroegen respectievelijk 4,50 m. en 0,62 m. Bij vernieuwing in 1891 kreeg de graanmolen een middenslagrad met een middellijn van 5,64 m. en een breedte van 0,68 m.

De olie- en graanmolen op de rechteroever kreeg een middenslagrad met een middellijn van 5,42 m. en een breedte van 0,72 m. Het water werd daarbij over een krop op de schoepen gebracht wat een aanzienlijke verbetering betekende. Tussen de maalsluizen van beide raderen bevond zich zoals vanouds één lossluis. De raderen draaiden in de molentak van de beek. In de afslagtak bevond zich ook een lossluis als verdeelwerk. Zowel in de linker- als in de rechter molen lagen twee koppel stenen op de zolder tegen dekopgevel langs de beek.Het rechtermolengebouw strekt zich tot aan de huidige pater Carolus Houbenstraat uit. Uiterst rechts in het gebouw, aan de straatzijde, staat nog de kleine kollergang van de oude oliemolen. De kantstenen hebben een middellijn van 1,13 m. en een breedte van 0,40 m. Eveneens op de begane grond, midden in de molen, bevindt zich de laag geplaatste wentelas, die aan de uiteinden van een schijfloop is voorzien.

De rechter-schijfloop werkte op het kroonwiel van de kollergang. Op welke wijze de aandrijving van de schijfloop aan de linkerzijde van de wentelas plaatsvond, is niet bekend. Vermoedelijk werkte de schijfloop met een kroonwiel op de verlengde koning van het ondergangwerk.

In 1914 werd de slagbank van de oliemolen met toebehoren uitgebroken en werd de voorbouw langs de beek ingericht als houtzagerij.

In 1939 werd door de N.V. Machinefabriek en IJzergieterij P. Konings uit Swalmen een turbine met de bijbehorende sluiswerken en een nieuwe maalinrichting geplaatst. De houten waterraderen, evenals het gangwerk in de rechtermolen, werden afgebroken. Het linker-molengebouw werd geheel opnieuw voor het malen van graan ingericht. Tegen de kopgevel aan de beekzijde werd een maalstoel geplaatst, die uit gietijzeren kolommen bestaat en waarop twee koppel 17-er stenen liggen. Het linkerkoppel zijn kunststenen. Het rechterkoppel zijn blauwe Franse stenen, die vanwege hun hardheid ook Engelse stenen worden genoemd. Volgens een oude fabrieksplaat werden de stenen geleverd door de firma Meules et Garreaux, PRE. GILQUIN Fils & Cie. uit La Ferte sous Jouarre.

Beide koppel stenen worden via riemen door de verticale turbine-as aangedreven. Onder de riemschijven op de steenspillen bevindt zich een uitklinkkoppeling, waarmee een vrijloop wordt bewerkstelligd. Onder de twee riemschijven op de turbine-as bevindt zich een conische tandwieloverbrenging naar een drijfas die in schuine richting naar de zagenij op de rechteroever loopt.

De korenmolen werd in het begin van de jaren vijftig stilgelegd en de houtzagerij in 1967. In 1974 werden de waterrechten aan het waterschap verkocht en hield de molen als watermolen op te bestaan.

De erven Welters hebben enige jaren veel moeite gedaan om het fraaie oude molengoed te verkopen. In 1983 werd Thomas Marie Hubert Vandalon, gehuwd met Maria Gertruda Zeus eigenaar. Hij overleed in 1987. Thans zijn diens erven eigenaar. Mevrouw M.G. Vandalon-Zelis drijft er nu een antiekzaak en de oude zagerij is als timmerwerkplaats ingericht. Zij heeft nog geprobeerd enig recht op het water van de Geleenbeek te verkrijgen om de molen in stand te houden. Haar verzoek heeft echter niet tot resultaten geleid.

De watermolen van Munstergeleen bezit in Zuid-Limburg bekendheid als de geboorteplaats van de op 16 oktober 1988 door de paus van Rome zaligverklaarde Karel Houben, een pater van de orde van de Passionisten. De straten bij de molens werden later naar hem genoemd. Zijn vader was Peter Houben, gehuwd met Joanna Luyten, eigenaar van de graanmolen op Geleens grondgebied. Het woonhuis waarin de pater in 1821 werd geboren was tegen de molen op de linkeroever gebouwd.

Een voormalige schuur tegenover de molen is als gedachteniskapel ingericht. Dit gedeelte op de linkeroever van het complex is sedert 1968 eigendom van de Pater Carolusstichting van de paters Passionisten.

Bouwjaar
1287 - 1797 - 1939
Type
Functie
Aandrijving
Adres
Munstergeleen
Limburg
Open op afspraak
Nee
Open voor publiek
Nee
Openingstijden
Schoolbezoek mogelijk
Nee

Word Molenvriend

Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.

of abonneer je op onze nieuwsbrief!
 

Meer over deze molen

Molen van Carolus Houben te Munstergeleen

Locatie

Gemeente
Sittard-Geleen
Plaats
Munstergeleen
Plaats (postadres)
Munstergeleen
Provincie
Rijksdriehoek: X
188005
Rijksdriehoek: Y
331933
WGS84: N (breedtegraad)
50.97612
WGS84: E (lengtegraad)
5.85713

Over de molen

Aandrijving

Registratienummers

DHM-databasenummer
2072
Rijksmonumentnummer
16044
Ten Bruggencatenummer
01112