De Lastdrager te Hoogwoud
![De Lastdrager te Hoogwoud](/sites/www.molens.nl/files/styles/photo_480x360_x2/public/beeld/molens/MDBnl01444883.671_1.jpg?h=551f825b&itok=xX6SgxpS)
Hoogwoud, Noord-Holland
De eerste korenmolen te Hoogwoud lijkt omstreeks 1608 te zijn gebouwd. Op 6 juli van dat jaar verleenden de Staten van Holland vergunning aan Cornelis van Mierop, Ambachtsheer van de heerlijkheid Hoog- en Aartswoud, een windkorenmolen "te doen bemaalen uijtsluitend tot den gerieff van den ingesetenen". Of dit de huidige molen betreft is niet duidelijk. Op een in 1680 uitgegeven kaart staat op deze plaats een korenmolen aangegeven.
Dendrochronologisch onderzoek (onderzoek naar de leeftijd van het in de molen gebruikte hout) wijst evenwel op een veel ouder verleden: 1527 wordt aangenomen als jaar waarin deze molen moet zijn gebouwd. Men denkt thans dat deze molen in eerste instantie op een andere locatie als poldermolen is gebouwd en later, en dat zou inderdaad in de vroege 17de eeuw kunnen zijn geweest, naar Hoogwoud verplaatst om daar als korenmolen te dienen.
In 1827 werd de molen gekocht door Cornelis Corneliszoon Bos, zonder bepaald heroep en afkomstig van Terschelling. Nazaten van hem waren later molenaar te Koedijk en Schagen.
In 1935 brak de binnenroede en dat betekende het einde van de molen als windmaalwerktuig. Op dat moment waren op maalstoelen op de begane grond drie koppel maalstenen aanwezig. Men zette het veevoer- en maalbedrijf in een naast de molen staande schuur voort met een uit de molen afkomstig koppel stenen. Dit werd aangedreven door een dieselmotor.
De gaande werken in de molen zelf heeft men niet veel later verwijderd, waarna de lege molenromp alleen nog voor opslag werd gebruikt. Vervolgens stond de molen nog enige tijd met één roede en zonder staart en later verwijderde men ook buitenroede en lange spruit.
In 1957 is de molen uitwendig hersteld, met gebruikmaking van een stel uit Groningen afkomstige tweedehands roeden. Hiermee was deze molen in ieder geval uitwendig weer compleet.
In 1971, enige jaren nadat de molen eigendom was geworden van Stichting de Westfriese Molens, begon men aan een flinke restauratie die de molen ook weer draaivaardig maakte. Dit werk werd in 1972 voltooid. Pech volgde evenwel direct, want bij de zeer zware storm van 12/13 november 1972 brak één van de roeden. Nadat enige jaren later een nieuwe roede was gestoken werd de molen weer geregeld aan het draaien gebracht.
Anno 2018 waren er vergevorderde plannen om deze molen weer van een binnenwerk te voorzien en zo maalvaardig te maken. De kans op succes werd zeer reëel toen deze molen in 2018 de BankGiro Loterij Molenprijs (€ 95.000) won.
Vroeg in 2019 is de restauratie/reconstructie begonnen. Men heeft om te beginnen de molen geheel leeggehaald, niet veel later was alles onderstempeld om recht te kunnen worden gezet.
Tijdens de werkzaamheden noteerde men wel enige tegenvallers: kuip en staart bleken grotendeels verrot dan wel van binnen aangevreten en moesten geheel worden vernieuwd. Ook was een nieuwe binnenroede nodig.
In het late najaar was het werk sterk gevorderd en op 7 januari 2020 werden de roeden (daarbij dus een nieuwe) gestoken. Op 11 februari werden een koppel blauwe en een koppel kunststenen in de molen geplaatst en eind maart kon men proefmalen.
Men liet het niet bij reconstructie van de molen zelf: naast de molen bouwde men een huisje dat als verblijf voor de molenaars kan dienen.
Constructie
Het vrij licht gebouwde en overwegend eiken achtkant staat zonder ondertafelement op twee aan twee evenwijdig geplaatste penanten. Opmerkelijk is dat de twee veldkruisen, die in ieder veld aanwezig zijn met de uiteinden in elkaar zijn gewerkt. Daarnaast bestaan de beide bintlagen uit vrij van elkaar gelegen legeringsbalken. Ook opvallend is dat twee niet naast elkaar gelegen achtkantstijlen niet van eiken- maar van grenenhout zijn gemaakt. Ongetwijfeld houdt dit verband met een ingrijpend herstel. Vermoedelijk had het jaartal 1865 hierop betrekking. Deze reparatie was immers niet uitvoerbaar zonder het rietdek ter plaatse te verwijderen.
Boventafelement, rolvloer, kuip en kap zijn al eens vernieuwd, vermoedelijk in de 18de eeuw (1732?). Waarschijnlijk is bij die gelegenheid de molen ook veranderd in een buitenkruier. Op een van 1726 daterende gravure staat hij tenminste nog duidelijk als binnenkruier getekend.
Nederland zonder molens is ondenkbaar. Maar om deze monumentale iconen te laten draaien en malen is geld en aandacht nodig.